Fietsers en voetgangers behoren tot de zogenaamde ‘zwakke verkeersdeelnemers’. Dit is zo opgenomen in de Wegenverkeerswet (WVW). Fietsers, voetgangers en andere niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemers hebben geen bumpers of kreukelzones. Daarnaast maken zij (meestal) geen gebruik van beschermingsmiddelen als een helm of beschermende kleding. Kortom: deze groep verkeersdeelnemers is extra kwetsbaar in het verkeer, zodat op grond van de wet een speciale regeling geldt.
Artikel 185 WVW regelt de bescherming van de zwakke verkeersdeelnemers bij een aanrijding met een motorrijtuig (de ‘sterke verkeersdeelnemer’). Heeft er een ongeluk plaatsgevonden tussen een gemotoriseerde verkeersdeelnemer en een zwakke verkeersdeelnemer? De bestuurder van het motorrijtuig is altijd voor minimaal 50% aansprakelijk. Of de zwakkere verkeersdeelnemer meer dan 50% van de schade vergoed krijgt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Er wordt dan gekeken naar de verkeersfouten van beide partijen. De bestuurder van het motorrijtuig draagt echter de bewijslast en moet de fouten van de voetganger of fietser aantonen.
Twee zwakke verkeersdeelnemers
Wie is aansprakelijk indien een ongeval plaatsvindt tussen twee zwakke verkeersdeelnemers? In dat geval dient bepaald te worden wie schuld heeft aan het ongeluk. Wanneer beide partijen schuld hebben aan het ongeval moet worden bepaald voor welk percentage elke partij aansprakelijk is.
Indien het om kinderen tot 14 jaar gaat, is de eigenaar van het motorrijtuig vrijwel in alle gevallen zelfs volledig aansprakelijk. Het feit, dat het ongeluk is veroorzaakt door de zwakke verkeersdeelnemer doet hier niet aan af. Op deze manier genieten zwakke verkeersdeelnemers extra bescherming tegen de risico’s die door gemotoriseerd verkeer ontstaan. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:1992:ZC0616) is er sprake van overmacht, indien:
De bestuurder foutloos heeft gereden, dan wel de fout niet relevant is voor het ongeval; en
De fouten van de andere weggebruiker zo onwaarschijnlijk waren dat de bestuurder hiermee geen rekening hoefde te houden.
In de praktijk wordt een beroep op overmacht echter niet gemakkelijk aangenomen.
Overmacht bij kinderen onder de veertien jaar kan bij een verkeersongeval slechts worden aangenomen wanneer sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Wanneer een kind onder de veertien jaar het slachtoffer is van een verkeersongeval, geldt dan ook de 100%-regel. Dit wil zeggen dat geen sprake is van overmacht ex. art. 185 lid 1 WVW, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van het kind (ECLI:NL:HR:1991:ZC0253).
Trias Legal is een onafhankelijk legal kantoor gespecialiseerd in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht met een speciale focus op het letselschaderecht.
+31(0)10 799 70 40
info@triaslegal.nl Dringende gevallen 24/7 uur bereikbaar.